In de bergen rond de stad Carrara bevinden zich wereldwijd de grootste hoeveelheden marmer. De Apuaanse bergketen begint in het noorden, daar waar de drie gebieden Ligurië, Emilia-Romagna en Toscane aan elkaar grenzen, en strekt zich daarna ca. 1000 km in zuidoostelijke richting uit.
Als gletsjers lichten de barsten in het gebergte met hun gladde, scherpe kanten op in de zon. De hellingen liggen vol marmerpuin, dat met dynamiet wordt verkregen. Marmaros noemden de Grieken dit edele, witte gesteente, betekenis van dit woord is: de 'glanzende, verblindende'.
Traditioneel is de cantilena, de door vloeken begeleide deun van de steenbewerkers, die ze ritmisch aanheffen wanneer ze de tonnen zware blokken met lange ijzer stangen optillen en vooruitschuiven. Maar teggenwoordig gaat alles volledig machinaal met tractoren etc.
Marmergroeven |
Seravezza - Deze kleine stad aan de voet van de Apuan Alpen is van origine middeleeuws. De bergachtige omgeving wordt gekarakteriseerd door de marmersteengroeven, de belangrijkste bron voor de welstand. Deze steengroeven worden vanaf de 15de eeuw veel bezocht en Michelangelo was hier vaak sinds 1517 om gemakkelijk in eigen persoon hier het ruwe marmer uit te zoeken voor zijn kunstwerken.
De naam van de stad: hier komen twee rivieren samen: de Serra en de Vezza.
We klommen hier naar beneden om een paar oude niet meer gebruikte steengroeven te bezichtigen.
Inmiddels was het enorm gaan regenen en kwamen we weer erug in Lucca waar de processie voor het crucifix van Volto Santo (het heilige gelaat) ook volledig verregegnde. De hele stad was versierd met brandende kaarsjes en zeer sfeervol.
Volto Santo |
Gisteren zagen we dit mooie oude crucifix al en vandaag de processie ervoor, jaarlijks op 13 september.
De legende gaat terug op de helige Nicodemus, die een crucifix uit het cederhout van Libanon sneed voor een 'vera ikon', een 'echte afbeelding van Christus'. De icoon bleef lang verborgen en zou in 782 in een schip zonder bemanning aan de noordkust van Toscane bij Luni zijn aangekomen en vervolgens door onbekenden in een ossenwagen naar Lucca zijn vervoerd. De notenhouten figuur van de 'Volto Santo' (= heilig gelaat) hoort bij een groep Romaanse crucifixen die tussen 1170 en 1220 gemaakt zouden zijn. De figuur gaat stilistisch mogelijk terug op een verloren gegaan ouder altaarstuk dat in de Middeleeuwen vanuit Syrië in Toscane kwam. In de Middeleeuwen werd de legende van het kruis van Lucca in alle Europese landen bekend. Zo liet koning Willem II zijn eed gewoonlijk vergezeld gaan van de woorden 'per sanctum Vultum de Lucca'. Elk jaar wordt op 13 september de kostbaar versierde 'Volto Santo' in een processie door de stad gedragen. Alle ramen en arcaden worden dan door ontelbare kleine lichtjes verlicht.
Geschiedenis van deze legende